De Wet oneerlijke handelspraktijken landbouw- en voedselvoorzieningsketen: een wet met belangrijke wijzigingen voor partijen in de landbouw- en voedselvoorzieningssector

Oktober 2021

Op 1 november 2021 treedt de Wet oneerlijke handelspraktijken landbouw- en voedselvoorzieningsketen in werking (hierna: “de Wet”). De Wet is een uitvloeisel van Richtlijn (EU) 2019/633 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2019 inzake oneerlijke handelspraktijken in de relaties tussen ondernemingen in de landbouw- en voedselvoorzieningsketen (PbEU 2019, L 111/59). De Wet kent een aantal dwingendrechtelijke bepalingen en heeft universele werking. Met andere woorden: bepalingen waar u in contracten niet vanaf mag wijken en die ook gelden met non-EU-handelspartners.

Achtergrond
De Nederlandse landbouw- en tuinbouwsector kent een groot aantal ondernemers. Zij verkopen vaak maar één soort product, die meestal ook nog bederfelijk en seizoensgebonden is. Het is voor deze ondernemers vaak lastig om het aanbod op korte termijn aan te passen aan de vraag. Daarnaast is met enige regelmaat sprake van een onevenwichtigheid in onderhandelingsmacht tussen de leverancier en de afnemer. Ook de consument speelt een rol. Aangezien de prijs voor consumenten een belangrijk aankoopcriterium is, zorgt dit voor een continue druk om de verkoopprijzen te verlagen. 

Doel van de wet
Het doel van de Wet is het versterken van de positie van leveranciers, bijvoorbeeld om het voor leveranciers makkelijker te maken hun geschil voor te leggen aan een (civiele) rechter of geschillencommissie (waarover hierna meer).

Wat regelt de wet?
De Wet bevat een zogenoemde zwarte en grijze lijst met oneerlijke handelspraktijken die onrechtmatig zijn wanneer een afnemer van een land- of voedingsproduct deze handeling verricht jegens een leverancier. Handelingen op de zwarte lijst zijn per definitie onrechtmatig. Een voorbeeld is het eenzijdig wijzigen van een leveringsovereenkomst. Handelingen op de grijze lijst zijn in beginsel niet onrechtmatig als hierover heldere en duidelijke afspraken tussen de leverancier en de afnemer zijn gemaakt. Een voorbeeld is het vragen van een vergoeding aan de leverancier voor de kosten van marketing.

De zwarte en grijze lijst zijn van bijzonder dwingend recht. De verboden zijn daarom ook van toepassing als de leverancier en de afnemer hebben afgesproken dat het recht van een ander land op hun onderlinge overeenkomst van toepassing is.

Voor wie geldt de wet?
De Wet richt zich op leveranciers en afnemers in de landbouw- en voedselvoorzieningsketen, ongeacht de plaats van vestiging. Onder leveranciers vallen bijvoorbeeld boeren en tuinders. Onder afnemers vallen bijvoorbeeld supermarkten.

De Wet richt zich specifiek op ‘kleine’ leveranciers die tegenover ‘grote’ afnemers staan. Het toepassingsbereik van de Wet wordt bepaald door de omzet van de afnemer af te zetten tegen de omzet van de leverancier. Als beide partijen wat betreft omzet gelijkwaardig zijn, is de Wet niet van toepassing.
Het toepassingsbereik van de Wet kan als volgt worden weergegeven:


Om wat voor soort producten gaat het?
De Wet maakt een onderscheid tussen landbouw- en voedingsproducten en bederfelijke landbouw- en voedingsproducten. Bederfelijke landbouw- en voedingsproducten zijn producten die vanwege de aard ervan of in het stadium van verwerking ervan binnen dertig dagen na de oogst, productie of verwerking ongeschikt voor verkoop kunnen worden. Voorbeelden van bederfelijke landbouw- en voedingsproducten zijn verse groenten en vers fruit.

Handhaving
De handhaving van de Wet geschiedt zowel civielrechtelijk als publiekrechtelijk. Een leverancier die wordt geconfronteerd met een onrechtmatige handelspraktijk, kan zich voor de beslechting van diens geschil wenden tot de civiele rechter. De Wet kondigt daarnaast een alternatieve vorm van geschillenbeslechting ten aanzien van oneerlijke handelspraktijken aan in de zin van een geschillencommissie. Dit moet een laagdrempeliger alternatief voor de civiele rechter bieden.

De Autoriteit Consument en Markt (hierna: “ACM”) is belast met de publieke handhaving van de Wet. De ACM krijgt een aantal bevoegdheden. Zo kan de ACM op eigen initiatief of op basis van een klacht een onderzoek instellen en uitvoeren. Daarnaast krijgt de ACM de bevoegdheid om bestuurlijke boetes op te leggen. Deze boete bedraagt maximaal € 900.000,- of, indien dat meer is, 10% van de omzet van de overtreder.

Aandachtspunten
Partijen dienen eerst na te gaan of zij onder de reikwijdte van de Wet vallen. In dat kader zullen partijen bijvoorbeeld moeten vaststellen (via het verkrijgen en evalueren van gegevens) of de producten die zij (ver)kopen vallen onder de definitie in artikel 1 van landbouw- en voedingsproducten. Verder zullen contracten gecontroleerd moeten worden aan de bepalingen in de Wet en zo nodig (met wederzijds goedvinden) aangepast moeten worden.

De Wet is met ingang van 1 november 2021 van toepassing op overeenkomsten die vanaf dat moment worden gesloten. Voor (bestaande) overeenkomsten die zijn gesloten vóór 1 november 2021 hebben partijen nog even de tijd: de Wet is op deze overeenkomsten van toepassing vanaf 16 april 2022.

Mocht u vragen hebben over de Wet of de gevolgen van de inwerkingtreding van de Wet voor uw onderneming, aarzel dan niet om contact met ons op te nemen.

Deel dit artikel

Gerelateerde artikelen

Nieuwsbrief

Wilt u op de hoogte blijven van belangrijke ontwikkelingen en updates, dan kunt u zich aanmelden voor onze nieuwsbrief!

©2024 Van Traa advocaten N.v. Alle rechten voorbehouden