Navigeren in aanvaringswateren - Verjaring en beperking van aansprakelijkheid

April 2020

Deel 3 – Verjaring en beperking van aansprakelijkheid

Het ‘natte’ recht kent vele interessante deelonderwerpen. In de praktijk blijkt dat het deelonderwerp ‘aanvaringen’ tot veel vragen leidt. Een groot deel van de vragen naar aanleiding van de ‘Van Traa Casco Seminars’ in 2019 ging over aanvaringen. Wanneer is sprake van een ‘aanvaring’ in juridische zin? Wie is aansprakelijk voor schade als gevolg van de aanvaring? Wanneer is sprake van die aansprakelijkheid? Om enkele handvatten te bieden bij het beantwoorden van deze en andere vragen over de aanvaringsproblematiek, bespreken wij dit onderwerp vanuit juridisch perspectief in een drieluik.

In het eerste luik hebben wij de vraag ‘Wat is een aanvaring?’ beantwoord. Het tweede luik ging over aansprakelijkheid in gevallen van ‘aanvaring’. Dit derde en laatste deel gaat over twee eigenaardigheden waarmee men rekening moet houden in geval van een aanvaring: de korte verjaringstermijn en het recht van scheepseigenaren om hun aansprakelijkheid te beperken.

De korte verjaringstermijn bij aanvaring
De Nederlandse wet bepaalt dat voor schadevergoedingsvorderingen een verjaringstermijn geldt van vijf jaar.[1] Deze termijn begint te lopen op het moment dat de benadeelde bekend is geworden met (i) de schade én (ii) de voor die schade aansprakelijke persoon.

Gevallen waarbij schepen met elkaar in aanraking komen (aanvaring) of waarbij een schip schade heeft veroorzaakt zonder dat een aanvaring plaatshad (schadevaring) (hierna samen: ‘aanvaring’) leiden doorgaans ook tot schadevergoedingsvorderingen. Je zou dus kunnen denken dat voor die vorderingen ook de verjaringstermijn van vijf jaar geldt. Dat is niet het geval!

Vorderingen uit hoofde van aanvaring verjaren naar Nederlands recht na twee jaar, indien zij niet gegrond zijn op een overeenkomst.[2] Wanneer de vordering gegrond is op een overeenkomst, geldt de verjaringstermijn die van toepassing is op de overeenkomst.[3]

De aanvaringsverjaringstermijn begint met de aanvang van de dag, volgende op de dag van de aanvaring. Bij de aanvaringsverjaringstermijn is het dus niet relevant of de benadeelde op de hoogte is van schade, of überhaupt weet dat de aanvaring heeft plaatsgevonden. Het schade evenement zelf geeft het startsein voor de verjaringstermijn.

Ter illustratie een simpel rekenvoorbeeld. Een aanvaring vindt plaats op 1 juni 2020. De verjaringstermijn vangt dan aan op 2 juni 2020 en eindigt - na verloop van twee jaar - op 1 juni 2022.

Men heeft in het verleden geprobeerd deze korte verjaringstermijn te ‘omzeilen’ door een aanvaringsvordering te baseren op onrechtmatige daad (waarop de voornoemde vijfjaarstermijn van toepassing is). De Hoge Raad heeft in de zaak “Zwartemeer”[4] geoordeeld dat dit in beginsel niet kan. Toch zijn er uitzonderingen. De verjaringstermijn van vijf jaar kan namelijk wel toepasselijk zijn wanneer de benadeelde zijn schadevergoedingsvordering baseert op ‘droge’ verwijten. Dan moet het gaan om verwijten die géén verband houden met het gebruik van schepen,[5] of bij arbeidsongevallen aan boord van een schip die gebaseerd zijn op het tekortschieten in de zorg voor de veiligheid aan boord van een schip.[6]

Om een aanvaringsverjaringstermijn te stuiten is het niet per se noodzakelijk om een procedure in rechte te starten. Stuiten van een dergelijke termijn kan naar Nederlands recht ook met een stuitingsbrief. Dit is een brief waarin de benadeelde zijn recht op nakoming van de schadevergoedingsvordering ondubbelzinnig voorbehoudt.[7] Zorg ervoor dat deze stuitingsbrief voldoende specifiek is en tijdig terecht komt bij de aansprakelijke partij, de eigenaar van het ‘schuldige’ schip’, zodat de vordering niet voortijdig strandt.

Beperking van aansprakelijkheid voor scheepseigenaren
Scheepseigenaren kunnen al sinds jaar en dag hun aansprakelijkheid globaal beperken voor schadevergoedingsvorderingen die het gevolg zijn van een maritiem incident. Het gaat daarbij om vorderingen tot vergoeding van schade ontstaan in rechtstreeks verband met de exploitatie van een schip.[8] Vorderingen die ontstaan als gevolg van aanvaringen zijn bij uitstek vorderingen waarvoor scheepseigenaren hun aansprakelijkheid in beginsel kunnen beperken.

Scheepseigenaren kunnen hun aansprakelijkheid beperken door het stellen van één of meer beperkingsfondsen. De omvang van deze fondsen hangt onder meer af van het bruto tonnage van het schip en/of het vermogen van zijn voortstuwing. Zodra deze fondsen zijn gesteld, zijn de scheepseigenaren in beginsel niet verder aansprakelijk dan tot de omvang van deze fondsen.

Nederland is partij bij diverse verdragen die dit recht toekennen aan scheepseigenaren. Voor de zeevaart is dit recht te vinden in het Verdrag inzake beperking van aansprakelijkheid voor maritieme vorderingen 1976 en het daarbij horende Protocol van 1996 (‘Londens Beperkingsverdrag’). In de binnenvaart geldt voor Nederland het Verdrag van Straatsburg inzake de beperking van aansprakelijkheid in de binnenvaart 2012 (‘CLNI 2012').[9] Deze verdragen zijn opgenomen in de Nederlandse wet.[10] De beperkingsprocedure is geregeld in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.[11]

Het gaat te ver om in deze bijdrage alle ins en outs van het beperkingsrecht te bespreken. Voor nu volstaan wij met de opmerking dat aansprakelijkheid van een scheepseigenaar in geval van aanvaring niet zonder meer betekent dat de benadeelde ook al zijn schade vergoed krijgt. 

Afsluiting
In dit drieluik hebben wij enkele handvatten willen bieden om in voorkomende gevallen te navigeren in aanvaringswateren. Wij hopen dat dit drieluik helpt bij de kwalificatie van een ‘aanvaring’ en het bepalen van de rechtspositie in een dergelijk geval.

Mocht je vragen hebben over aanvaring of over andere deelonderwerpen van het ‘natte’ recht, neem dan contact op met Olivier Böhmer of Nol van Hal via +31 10 413 7000 of stuur een e-mail naar bohmer@vantraa.nl of hal@vantraa.nl.

* * *

[1] Artikel 3:310 lid 1 BW.
[2] Artikel 8:1790 BW (zeeschepen) en artikel 8:1793 (binnenschepen).
[3] Te denken valt bijvoorbeeld aan schade als gevolg van een aanvaring die men vordert onder een vervoerovereenkomst. Voor dergelijke vorderingen geldt een verjaringstermijn van één jaar (artikel 8:1711 BW).
[4] Hoge Raad 15 juni 2017, NJ 2007/621 (“Zwartemeer”).
[5] Hoge Raad 21 november 2014, S&S 2015/74 (KWS/Liander). M.H. Claringbould heeft zich kritisch uitgelaten over dit arrest in zijn bijdragen aan de Beursbengel, nr. 848 oktober 2015 en Beursbengel, nr. 886 juli-augustus 2019.
[6] Zie o.m. Hoge Raad 8 november 1996, S&S 1997/61 (“Zilverstad”).
[7] Artikel 3:317 lid 1 BW.
[8] Rechtbank Rotterdam 5 december 2018, S&S 2019/27 (“Seine”).
[9] Zie ook: ‘De beperking van aansprakelijkheid in de binnenvaart. Inwerkingtreding CLNI 2012
[10] Artikel 8:750 e.v. BW (zeeschepen) en artikel 8:1060 e.v. BW (binnenschepen).
[11] Artikel 642a e.v. Rv.

Deel dit artikel

Gerelateerde artikelen

Nieuwsbrief

Wilt u op de hoogte blijven van belangrijke ontwikkelingen en updates, dan kunt u zich aanmelden voor onze nieuwsbrief!

©2024 Van Traa advocaten N.v. Alle rechten voorbehouden