Abstract vorderingsrecht onder het CMR-verdrag
Inleiding
Bij internationaal wegvervoer ontstaat al snel een keten van verschillende betrokken partijen en (meerdere) ondervervoerders. In dergelijke ketens kan zich de situatie voordoen dat een partij schade wil verhalen die zij zelf (nog) niet in haar eigen vermogen heeft geleden, maar waarvan zij weet dat zij deze uiteindelijk aan een andere partij zal moeten vergoeden. In die context speelt het abstracte vorderingsrecht onder het CMR-verdrag een belangrijke rol. Een recent vonnis van de rechtbank Rotterdam [1] betreft een vervoerder die betwistte dat de afzender op basis van het abstracte vorderingsrecht de volledige afzendwaarde van een verloren zending mocht vorderen, zonder te bewijzen dat zij de schade daadwerkelijk had geleden of dat deze elders in de keten was betaald.
De casus
Sunbird krijgt van haar Chinese zustermaatschappij Shaoxing de opdracht om vijf zendingen zonnepanelen van Nederland naar Duitsland te vervoeren. Sunbird schakelt de Slowaakse vervoerder Erfolg in, die op haar beurt het vervoer uitbesteedt aan een derde partij die zich voordoet als Global Trans.
De lading - bestaande uit zonnepanelen van Astronergy - blijkt spoorloos verdwenen. Sunbird stelt Erfolg aansprakelijk voor een schadebedrag van € 139.230,00, gebaseerd op de afzendwaarde van de goederen. Deze waarde is ontleend aan facturen van Astronergy.
De keten is complex: Astronergy heeft een overeenkomst met Bondex, die op haar beurt samenwerkt met Shaoxing. Shaoxing heeft Sunbird ingeschakeld voor het wegvervoer. Volgens Sunbird is de schade uiteindelijk verrekend via deze keten: Bondex heeft, na de schade te hebben afgewikkeld met Astronergy, het schadebedrag verrekend met Shaoxing, die dit vervolgens heeft verrekend met Sunbird. Ter onderbouwing legt Sunbird een Settlement & Release Agreement over.
Erfolg voert verweer. Volgens Erfolg heeft Sunbird niet bewezen dat zij daadwerkelijk schade heeft geleden door het incident. Erfolg betwist dat Sunbird schadevergoeding aan de ladingbelanghebbende heeft betaald en stelt dat het abstracte vorderingsrecht onder het CMR-verdrag niet bedoeld is om een partij in de keten met een hogere schadepost te laten eindigen dan wat zij uiteindelijk moet afdragen. Sunbird moet volgens Erfolg aantonen dat er in de keten concrete schade is geleden, dat zij deze schade moet vergoeden of al heeft vergoed, én dat zij niet meer vordert dan zij zelf afdraagt. Volgens Erfolg blijkt dit niet uit de door Sunbird overgelegde stukken en is bovendien niet aangetoond dat Astronergy op enig moment een compensatie heeft ontvangen die overeenkomt met het gevorderde bedrag. Ook betwist Erfolg dat de zonnepanelen de waarde hadden zoals op de pro-formafacturen was vermeld. Erfolg wijst erop dat vergelijkbare zonnepanelen op het internet voor lagere prijzen worden aangeboden. Volgens Erfolg zijn deze facturen bovendien irrelevant, omdat uitgegaan moet worden van de schadevergoeding die eerder in de keten is betaald.
Wat is het abstracte vorderingsrecht?
Het abstracte vorderingsrecht is een beginsel dat het CMR-verdrag zelf niet expliciet regelt. De invulling ervan is daarom vooral gebaseerd op de (Nederlandse) rechtspraak. Die rechtspraak is consistent: de afzender - en, na toetreding tot de vervoerovereenkomst, ook de geadresseerde - kan de contractuele vervoerder aanspreken voor ladingschade, ook als die schade nog niet direct in het eigen vermogen is geleden.
Onder de vervoerovereenkomst heeft de afzender - en na toetreding de geadresseerde - namelijk het recht om aflevering van de goederen te vorderen zoals afgesproken. De vervoerder moet de goederen binnen een redelijke termijn in dezelfde staat afleveren als waarin hij ze heeft ontvangen. Doet hij dat niet, dan heeft de afzender recht op een geldbedrag ter waarde van de verloren of beschadigde goederen alsof hij in plaats van de lading een ‘vervangende zak met geld’ ontvangt. Dit vorderingsrecht vloeit dus voort uit de vervoerovereenkomst en staat los van de vraag of de afzender daadwerkelijk schade in zijn vermogen heeft geleden. Zo kan een afzender die geen eigenaar meer is, nog steeds het recht op aflevering behouden en dus ook vorderingsgerechtigd blijven. [2]
Het abstracte vorderingsrecht zorgt er zo voor dat partijen tijdig verhaal kunnen nemen binnen de vervoersketen. Zou het CMR-verdrag vereisen dat de afzender onder de vervoerovereenkomst pas een vorderingsrecht heeft nadat hij zelf zijn opdrachtgever heeft betaald (de schade in eigen vermogen heeft geleden), dan bestaat het risico dat verhaal op de vervoerder inmiddels onmogelijk is, omdat deze insolvent is geraakt of de vordering is verjaard. Tot slot is het bij het abstract vorderingsrecht nadrukkelijk niet de bedoeling dat een tussenschakel in de keten uiteindelijk méér schadevergoeding ontvangt dan zij zelf uiteindelijk aan de werkelijk belanghebbende partij moet afdragen.[3]
Oordeel rechtbank 
De rechtbank oordeelt dat Sunbird recht heeft op de door haar gevorderde schadevergoeding. Volgens de rechtbank heeft Sunbird als afzender een abstract vorderingsrecht onder het CMR-verdrag. Het speelt daarbij geen rol of Sunbird zelf vermogensschade heeft geleden. Anders dan Erfolg aanvoert, moet voor de schadebepaling niet worden gekeken naar eventuele schadevergoeding die eerder in de keten is betaald, maar naar de waarde van de goederen op de plaats en het moment van inontvangstneming (art. 23 lid 1 CMR), dat wil zeggen de ‘afzendwaarde’. Daarbij mag worden uitgegaan van de factuurwaarde. Dat het om pro-formafacturen gaat en dat vergelijkbare zonnepanelen online goedkoper te vinden zijn, zoals Erfolg heeft gesteld, acht de rechtbank onvoldoende om aan de vastgestelde afzendwaarde te twijfelen. De rechtbank overweegt verder dat het niet aanvaardbaar zou zijn als Sunbird vergoeding krijgt terwijl vaststaat dat niemand de schade heeft geleden, of als zij meer ontvangt dan zij uiteindelijk zelf zal moeten dragen. In dit geval is dat echter niet gebleken: Erfolg heeft wel betwist dat Sunbird de schade heeft geleden, maar geen concrete feiten aangevoerd waaruit volgt dat de schade niet (volledig) is geleden of dat Sunbird met een hogere vergoeding zou eindigen dan zij moet afdragen.
Conclusie
De rechtbank Rotterdam sluit aan bij de vaste lijn in de rechtspraak dat de afzender onder het CMR-verdrag een abstract vorderingsrecht heeft en dus geen schade in eigen vermogen hoeft te hebben geleden om de vervoerder aan te spreken. Voor de hoogte van de schade geldt daarbij als uitgangspunt dat wordt gekeken naar de afzendwaarde van de goederen op het moment en de plaats van inontvangstneming (art. 23 lid 1 CMR). Daarbij blijft echter gelden dat geen ongerechtvaardigde verrijking mag optreden. Het is aan de vervoerder om voldoende gemotiveerd te stellen dat de schade niet (volledig) door de afzender of een andere partij is geleden, of dat de afzender uiteindelijk een hogere vergoeding ontvangt dan zij zelf moet afdragen.
[1] Rb. Rotterdam 21 mei 2025, ECLI:NL:RBROT:2025:6155, S&S 2025/95.
[2] M.H. Claringbould, ‘Toelichting op de AVC 2002’, ‘s-Gravenhage: Stichting Vervoeradres 2015, art. 16.
[3] Rb. Oost-Brabant 24 februari 2021, ECLI:NL:RBOBR:2021:985, S&S 2021/91, r.o. 4.9.