Fossiele reclame uit het straatbeeld: Haags verbod houdt stand
Inleiding
Bushokjes vol zonnige deals naar Curaçao, billboards met glimmende SUV’s of een cruise met onbeperkt buffet. Tot voor kort waren zulke advertenties vaste prik in Den Haag. Sinds 1 januari 2025 geldt echter een verbod op fossiele reclame in de openbare ruimte, het zogeheten ‘Reclameverbod’. [1] Dit is vastgelegd in de Algemene Plaatselijke Verordening (‘APV’) van de gemeente Den Haag en houdt in dat reclame-uitingen voor fossiele producten en diensten (waaronder fossiele brandstoffen, vliegvakanties en vliegtickets) die zichtbaar zijn vanaf de openbare weg, in principe verboden zijn. Met deze maatregel wil de gemeente niet alleen haar klimaatdoelen kracht bijzetten, maar ook de gezondheid van inwoners beschermen en de leefomgeving verbeteren.
Het verbod leidt tot felle weerstand van de Reisbranche. Zij voelen zich rechtstreeks geraakt in hun commerciële belangen en stapten naar de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag. In dit blog bespreken wij de uitspraak van de rechtbank, de belangrijkste overwegingen en wat dit betekent voor andere gemeenten.
Oordeel van de rechtbank
De Reisbranche acht dat het Reclameverbod in strijd is met de vrijheid van meningsuiting en met Europese wet- en regelgeving. Ze vorderen dat het Reclameverbod buiten werking wordt gesteld. De voorzieningenrechter heeft de vorderingen in het kortgedingvonnis van 25 april 2025 afgewezen. [2]
De kortgedingrechter heeft daarbij voorop gesteld dat de gemeente een grote mate van beleidsvrijheid heeft bij het opstellen van regels die publieke belangen dienen, waaronder de volksgezondheid, het leefmilieu en het klimaat (art. 149 Gemeentewet). De rechter dient zich daarom terughoudend op te stellen en komt tot het voorlopige oordeel dat de gemeente bevoegd is om het Reclameverbod in te voeren.
Verder heeft de kortgedingrechter geoordeeld dat het Reclameverbod niet in strijd is met de vrijheid van meningsuiting, zoals verankerd in art. 7 Grondwet. Op grond van het vierde lid van deze bepaling valt ‘handelsreclame’ niet onder de vrijheid van meningsuiting. De rechter overweegt dat de reclame van de Reisbranche als dergelijke handelsreclame kwalificeert, omdat deze duidelijk bedoeld zijn om vakantiereizen te verkopen waarmee een commercieel doel wordt gediend. Dat in het verbod geen onderscheid wordt gemaakt tussen ideële en commerciële reclames maakt dat niet anders, aldus de kortgedingrechter.
Tot slot overweegt de rechter dat het Reclameverbod niet in strijd is met Europese wet- en regelgeving. Van belang vindt de rechter dat het verbod alleen ziet op reclame voor fossiele producten en diensten; het staat de Reisbranche vrij om in de Haagse openbare ruimte reclames te blijven maken voor andersoortige reizen of hun naamsbekendheid te vergroten door reclame te maken met hun naam of logo. Bovendien zijn reclames via andere kanalen, zoals de radio, televisie en de krant, nog steeds toegestaan.
Sprake is van een kortgedingvonnis en daarmee een voorlopig oordeel. De Reisbranche legt zich er niet bij neer. Met deze uitspraak is over deze problematiek dus nog niet het laatste woord gezegd.
[1] Wijziging Algemene plaatselijke verordening voor de gemeente Den Haag (APV), 9 december 2024, Gemeenteblad 2024 nr. 515873, https://zoek.officielebekendmakingen.nl/gmb-2024-515873.pdf.
[2] Rechtbank Den Haag 25 april 2025, ECLI:NL:RBDHA:2025:6874.