Badeend

Deze vraag werd altijd gesteld in het eerste college zeerecht van Professor Claringbould. En dat is niet voor niks. Het is namelijk een belangrijke vraag voor mensen die in het zeerecht aan de slag willen gaan. Het antwoord is uiteraard: ‘dat hangt ervan af’. Wil je weten hoe het echt zit? Lees dan hier het antwoord.

Schepen: Van VLCC tot badeend


Dat een Very Large Crude Carrier, een supertankschip van meer dan 450 meter lang (de bemanning fietst – bij kalme zee – binnen vijf minuten van het stuurhuis naar de voorplecht) een schip is, begrijpt iedereen. Hetzelfde geldt voor een containerschip met een capaciteit van 20.000 TEU (Twenty Foot Equivalent Units). Met de grootste containerschepen van 400 meter lang kunnen 20.000 containers met een lengte van elk 6.10 meter worden vervoerd.

Met een jack-up drilling rig, het boorplatform met poten tot 100 meter lengte die op de zeebodem neergelaten kunnen worden, hebben de juristen meer moeite; maar niet in Nederland. Dit boorplatform dat kan drijven is een schip!

Art. 8:1 BW luidt: “In dit wetboek worden onder schepen verstaan alle zaken, geen luchtvaartuig zijnde, die blijkens hun constructie bestemd zijn om te drijven en drijven of hebben gedreven.”

Volgens deze definitie is een boei, een zaak die geconstrueerd is te drijven en die drijft, een schip. Datzelfde geldt voor een scheepswrak: het schip heeft gedreven en is derhalve een schip gebleven.

De badeend is evenzeer een schip, immers een zaak die geconstrueerd is om te drijven. Maar let op, de badeend moet wel in het bad hebben gedreven, want zolang de zaak nog niet heeft gedreven, is het nog geen schip. Overigens is een gewone eend geen schip: dieren zijn geen zaken (art. 3:2a BW) en als de eend al een zaak was, is deze zaak niet blijkens zijn constructie bestemd om te drijven.

De grote opblaasbare eend van de kunstenaar Florentijn Hofman is natuurlijk weer wel een schip…

©2024 Van Traa advocaten N.v. Alle rechten voorbehouden